15 november 2020
“Ik vond je een hele fijne juf. Soms ook niet trouwens. Maar meestal wel. Je snapte me. Daardoor leerde ik over mezelf. Dat was soms ook wel moeilijk. Je kon me goed helpen want je deed gewoon.”
Een paar van de glitters die op het afscheidskaartje geplakt zitten, dwarrelen naar beneden en komen op de vloer terecht. Voordat hij in mijn groep kwam, had hij een poos gebivakkeerd in het kantoor van de directeur en in de gang van z’n vorige, reguliere basisschool. Dat doet iets met je vertrouwen. In jezelf. In leerkrachten. In het onderwijssysteem.
Na een tijdje in mijn groep, kwam hij weer tot ontwikkeling. Het vroeg wat van mij om te kunnen bieden wat hij nodig had. Kennis. Een voortdurende reflectie op mijn handelen. Een nauwe samenwerking met ouders. Met collega’s. Met de zorg. Ik had positieve verwachtingen van hem. Op elk gebied. Op maat. En ik normaliseerde. Deed gewoon. In een speciale onderwijssetting.
Morgen wordt er in de Tweede Kamer gesproken over passend onderwijs en het ‘inclusiever’ maken van het onderwijs. Hopelijk ziet Den Haag in dat de basis in onderwijsland eerst op orde moet. Zorg voor voldoende leerkrachten. Kwantitatief en kwalitatief. Dat is al een flinke opgave. Onderwijs bieden aan kinderen vraagt expliciete kennis en vaardigheden. Onderwijs bieden aan kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften vraagt een verdieping van die kennis en vaardigheden. Eerst de basis op orde. Dat borgen. Dan behouden we de leerkrachten die we hebben en kiezen nieuwe mensen voor het mooiste vak van de wereld.