Goed werk heeft tijd nodig

28 november 2022
Zo. Er kwam best wat los toen ik de column van Dennis Captein afgelopen week las. (AD 24-11). Ik zal je de details besparen. Maar nu de toon en het dedain waarmee Captein over mijn vak schrijft van me af zijn gegleden, kan ik het niet laten om in te gaan op een aantal zaken die Captein in zijn column aanstipt. En dan wil ik het niet hebben over wat hij schrijft over het aantal effectieve uren die men in het onderwijs maakt of de vakanties. Nee, het gaat mij om het beeld wat Captein schetst van mijn vak. Lesgeven zou een eitje zijn. Het gaat er volgens de columnist vooral om dat je als leerkracht zorgt dat alle ‘eenlingen hun klas als positieve gemene deler ervaren.’ Met een beetje empathisch vermogen en wat flair heb je dat zo voor elkaar, aldus Captein. Als je doet als Mees Kees, kom je een heel eind, stelt hij.

En dat is nou exact mijn punt. Zo easy peasy is mijn vak niet. Het vak van leerkracht is moeilijk en complex. Het vraagt tijd en heel veel oefening en een constante reflectie om je in het vak, het ambacht, te bekwamen. Talent is daarbij handig maar moet ook ontwikkeld worden.
Het gaat in een klaslokaal altijd over klassenmanagement, interactie, didactiek en vakinhoud. Die hangen nauw met elkaar samen en kun je niet los van elkaar zien. Het zijn communicerende vaten. En precies dat gegeven maakt het vak heel ingewikkeld.

Door wat mensen als Captein de wereld in slingeren, denken velen dat dat lesgeven een makkie is. Dat beeld maakt het er voor veel (startende) leerkrachten niet eenvoudiger op. Die ervaren dat de praktijk toch veel gecompliceerder en weerbarstiger in elkaar steekt dan dat wat de boeken over Mees Kees én columns zoals die van Captein doen vermoeden. Het valt soms vies tegen voor de klas. De interactie met en tussen leerlingen (en hun ouders) vraagt veel. En ook ervoor zorgen dat alle kinderen de leerdoelen behalen is soms knap lastig. Wat gebeurt er? Mensen worden onzeker, branden af en een te groot percentage (starters) verlaat het onderwijs.
Al we dus iets verder kijken dan de ‘paboneus’ lang is, is het hartstikke mooi om mensen aan te trekken uit andere sectoren en warm te maken voor het vak van leraar. Maar een goede, gedegen opleiding en de juiste begeleiding op de vloer zijn als startende leraar onontbeerlijk. Pas dan kunnen starters het vak in alle rust onder de knie krijgen en gaan ervaren hoe prachtig mooi het vak van leerkracht is.

Ik heb even overwogen om Dennis Captein uit te nodigen om een weekje mee te lopen in mijn groep. Als je meekijkt bij mij (of mijn collega’s) in de klas, zie je een hoop moois en veel rust. Waarschijnlijk ziet het er allemaal heel simpel uit. Een fluitje van een cent. Als hij meeloopt ervaart Captein dus niet hoe het is om het zelf aan het roer te staan. Dat zou betekenen dat ik de regie aan deze potentiële ‘meester Dennis’ zou moeten overdragen en zelf uit beeld verdwijn. Op dat moment gaan leerlingen op allerlei mogelijke manieren checken hoe veilig die nieuwe meester is. Bijvoorbeeld door de grenzen op te zoeken. Opzichtig maar ook onopvallend en soms zelfs vilein. Er zal onrust ontstaan. De groepsdynamiek en het onderwijsproces komen flink onder druk te staan. De vraag is hoe effectief zijn les over de Tweede Wereldoorlog zal zijn. Ook het kleien van een olifant zal een uitdaging vormen. Meester Dennis zal ervaren dat er meer nodig is dan wat flair en empathie om de voorwaardelijke rust terug te brengen. Maar omdat mijn klaslokaal de werkplaats is van vakmensen en leerlingen en geen proeftuin, heb ik van de uitnodiging afgezien.