25 juli 2025
Met een zucht slaat ze de laatste bladzijde om. “Wat een mooi boek, juf. Je zou echt niet zeggen dat het uit jouw jeugd komt en al zo oud is.” Ik grinnik zachtjes en geef een knipoog. “Jammer als zo’n prachtboek uit is, hè?”
Ze laat Curro en zijn verhaal achter in het indrukwekkende boek 𝘋𝘦 𝘦𝘪𝘬𝘦𝘭𝘷𝘳𝘦𝘵𝘦𝘳𝘴 van Els Pelgrom. Het verscheen in 1989 maar het verhaal is tijdloos en zeker vandaag de dag zijn er nog heel wat lessen uit te leren.
Toen 𝘋𝘦 𝘦𝘪𝘬𝘦𝘭𝘷𝘳𝘦𝘵𝘦𝘳𝘴 uitkwam, was ik een meisje van 9 jaar. Ik las veel en verslond in die tijd de werken van schrijvers als Guus Kuijer, Anke de Vries, Jacques Vriens en vele anderen. Ik kon me heerlijk verliezen in de verhalen. De meeste boeken las ik meer dan eens. Als kind maar ook als volwassene. Heel veel van die boeken -en let wel, ik heb het hier over boeken die ruim voor de eeuwwisseling verschenen- hebben het tot mijn klassenbieb geschopt en ze staan daar gebroederlijk naast de jongere jeugdliteratuur.
Nu, dik 35 jaar later, zie ik mijn leerlingen net zo genieten en verdwijnen in de verhalen waar ik als kind ook zo van genoot. De gesprekken die ik dan vervolgens met leerlingen voer over zo’n gelezen parel, behoren tot een van de mooiste aspecten van mijn werk.
Toch vind je deze boeken nauwelijks in schoolbibliotheken en zelfs niet altijd meer in de openbare bibliotheken.
Volgens de visie van de ‘Bibliotheek op school’ (dBos) streeft men naar een kleinere, actuele, relevante collectie in de schoolbieb. En zo wordt de Bibliotheek op school op veel plekken flink gesaneerd totdat enkel de bekende klassiekers en met een beetje mazzel nog wat griffelwinnaars overblijven. Dat betekent dat de overige titels die ouder zijn dan zo’n 10 jaar vaak het veld ruimen omdat, naar de zienswijze van dBos, het taalgebruik door de jaren heen verandert wat maakt dat veel boeken niet meer relevant en aantrekkelijk zouden zijn.
Op mijn beurt vraag ik me oprecht af, of men dat wat er voor in plaats komt, dan wel altijd zo relevant, aantrekkelijk en rijk vindt.
Mijn leerlingen spreken meer dan eens uit hoe blij ze zijn met de geweldige boeken in de klas.
“Er staan zoveel goede en mooie boeken in de klassenbieb. Echt tof.”
“Juf, het is zo fijn dat jij zelf alles gelezen hebt, daardoor kun je altijd meedenken over het volgende boek dat ik ga lezen.”
“Ik heb zoveel gelezen dit jaar. Echt gelezen, hè en niet gedaan alsof.”
“Jij houdt echt van lezen, dus je kunt met jou lekker praten over wat je leest.”
“Haha juf, jij zegt over bijna elk boek in de kast dat het een van je lievelingsboeken is!”
Wat zou ik het de mensen, die zich bezighouden met de collecties voor schoolbibliotheken, gunnen om eens bij die gesprekken met mijn leerlingen aan te sluiten. Of om gewoon eens in mijn klas te komen zitten, als we lezen. En ik hoop dat ze het magistrale 𝘉𝘳𝘪𝘦𝘷𝘦𝘯 𝘢𝘢𝘯 𝘔𝘪𝘺𝘰 van Martin Bootsma lezen.
Ik vermoed dat ze dan de relevantie van de klassiekers wel degelijk zien.