20 januari 2020
21 was ik. Nog geen 10 jaar ouder dan de kinderen in mijn klas. Bijna klaar met de opleiding, bijna echt juf. En toen mijn eerste eigen groep. Groep 6. Een kleurrijke klas. Kinderen met wortels overal ter wereld. Een prachtgroep. Vol overgave en met heel veel motivatie ging ik van start. En met succes. Ik had er lol in, had een mooi contact met de kinderen en hun ouders en de kinderen leerden ook nog wat. Of misschien wel een heleboel. En niet alleen zij leerden veel. Ik had het geluk dat mijn klaslokaal grensde aan dat van een oude rot in het vak. En van mijn buurman, 30 jaar ouder en ook zoveel wijzer, leerde ik het vak. Ik mocht op mijn bek gaan, sparren, twijfelen, (be)denken, afkijken, reflecteren, me verwonderen, overleggen, trots zijn, discussiëren, geroerd zijn en (heel veel) lachen. Ik werd in die beginjaren gestut en kreeg de kans me te ontwikkelen als leerkracht. Een leerkracht met een eigen visie op onderwijs. En ik wens elke startende leerkracht zo’n buurman of buurvrouw toe. Een buur waarvan je het ambacht mag leren. Die je de kneepjes van het vak bijbrengt. Die jou het vertrouwen geeft om zelf te gaan vliegen en samen met je terugkijkt als je uit de lucht gevallen bent. Laten we er met elkaar voor zorgen dat startende leerkrachten buurmannen en buurvrouwen hebben zodat ze niet afbranden. Zodat ook deze starters de tijd en het vertrouwen krijgen om zich te ontwikkelen tot sterke leerkrachten met een eigen visie op onderwijs. Want we hebben een moeilijk maar prachtig vak. Het mooiste vak van de wereld.