Vanzelfsprekend

31 januari 2020
Ik hoor gestommel op de trap. Mijn oudste zoon komt de woonkamer in. Onesie, sloffen, slaapwangen. Ploft op de bank. “Mam, mag ik zo een gebakken eitje als ontbijt?” De middelste slaapt nog. De jongste ligt boven in mijn bed tv te kijken. Ik neem een slok van mijn latte. Dit fijne, slome ochtendritueel voor de tweede dag op rij. En dat op vrijdag. En het is geen vakantie.
Maak me zorgen. Ik ben een onderwijsmens. En moeder. Ik ben bovenal moeder van drie te gekke zoons. En ik gun mijn jongens een schooltijd zoals de mijne. Met rust en stabiliteit. En hoewel ik als kind lang niet altijd blij was met degene die voor de klas stond, pedagogisch gezien was er nog wel wat te halen in sommige gevallen, er was gewoon een meester of juf. Altijd. Dezelfde. En als de leerkracht ziek was, kwam er een invaljuf. Altijd. Dezelfde. We leerden rekenen, lezen, spelling en taal. En met een beetje geluk oriënteerden we ons ook nog op de wereld om ons heen.
Ik vraag me wel eens af of mijn jongste volgend jaar wel kan starten in groep 1. Ik denk aan de generatie van mijn kinderen. Ik weet wat voor kunst- en vliegwerk mijn collega’s op alle scholen in Nederland, dus ook op de school van mijn kinderen, soms uit moeten halen om onderwijs te kunnen blijven bieden. Een hele generatie kinderen. Onze kinderen. Een hele generatie kinderen waarvoor het krijgen van (goed) onderwijs geen vanzelfsprekendheid is.
Ik kijk naar mijn zoon die inmiddels op de bank ligt te lezen. Dat leerde hij gelukkig prima. Heeft mijn jongste zoon straks ook nog een leerkracht die hem goed leert lezen?