Reflectering

14 oktober 2020
Ik kijk door het raam van mijn lokaal naar buiten. De lucht is donker. De regen zwiept tegen het raam. Mijn groep zessers zitten met rode wangen te werken aan een leesopdracht. Ze overleggen zachtjes in tweetallen. Fijn dinsdagmiddag-sfeertje. Bijna herfstvakantie.
Ik denk terug aan de afgelopen periode. Weken waarin ik bouw met mijn groep. Maar ook overdrachten schrijf voor invallers en verdeelpakketten maak. Op ‘mijn’ maandag en dinsdag moet ik hard aan de bak. De dynamiek soms licht ontvlambaar. Kinderen die elkaar hun grenzen toesnauwen. En meer dan eens wordt er (letterlijk) geschreeuwd om aandacht of een beetje liefde. Dus op naar rust. Veiligheid. Zo gaan we met elkaar om. Zo werken we met elkaar in de klas. Verwachtingen hoog. Vertrouwen uitspreken. Zien wat goed gaat. Dat direct benoemen. Volgbaar zijn. Nabijheid bieden. Betrouwbaar zijn. Nakomen wat je zegt. En in deze storming-fase, of liever gezegd orkaan, voel ik ook weer hoe moeilijk mijn vak is. Het vraagt ervaring, kennis en vaardigheden. Het vraagt wat van mij. Als mens. Als leerkracht. Mijn ‘chronische reflectering’ speelt zo nu en dan in alle hevigheid op. Oh ja. Niet te streng zijn voor mezelf. Zien wat goed gaat. En een beetje humor. Graag.
Ik kijk de klas in en zie tot mijn schrik dat het bijna tijd is. Ik vraag om stilte, geef de opruimopdracht, leg wat spullen op mijn bureau. Ik spoor een jongen aan om nu toch ook echt op te ruimen. Hij zucht en kijkt op: ‘Wat jammer hè, juf, dat het al tijd is. Het was net zo gezellig.’ Ik kijk in een vrolijk gezicht. Ik knik. Wat een vak heb ik. Soms verrekte moeilijk. Maar wel het mooiste vak van de wereld.